Rose haar vader maakt in de jaren ’50 een reis die groot nieuws is: in een houten zeilboot vaart hij rond
de wereld. Hij leidt schipbreuk bij een piepklein atol in de Stille Oceaan: Palmerston Island. Deze
gebeurtenis tekent niet alleen zijn leven, maar ook dat van zijn dochter – die dan nog niet eens geboren
is.
Wanneer zij opgroeit, hoort ze haar vader vaak spreken over de kleine atol in de Stille Oceaan. Na die
desastreuze nacht waarbij zijn houten zeilboot op het rif kapot wordt geslagen, ontdekt hij dat Palmerston
Island het paradijs is. De kleine bevolking is gastvrij, de natuur is een onbeperkte bron van voedsel en
het enige geluid dat er te horen is het ruisen van de palmbomen.
De kleine Rose is verveeld door de verhalen van haar vader. Maar op latere leeftijd raakt ze gefascineerd
door zijn leven. Wie was hij nu werkelijk? Ze gaat op zoek naar zijn verleden. Het is een zoektocht die
maar op één plek kan eindigen: Palmerston Island.
Het lot bepaalde dat haar vader er jaren verbleef. Op wonderlijke wijze overkomt Rose hetzelfde. Het
initiële plan om er een korte periode te verblijven, krijgt een onverwachte wending. Ze verblijft er
uiteindelijk jaren. En, net als bij haar vader, blijkt dit verblijf voor haar van wezenlijke invloed.